Wettelijk kader Eigen Bijdrage in de Zorg (per 16-03-2013)

Artikel 6 lid 4 Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat de aanspraak op zorg slechts tot gelding kan worden gebracht indien de verzekerde bijdraagt in de kosten daarvan. De bijdrage kan verschillen naar gelang de groep waartoe de verzekerde behoort en de zorg die verstrekt wordt, en kan mede afhankelijk gesteld worden van het inkomen en vermogen van de verzekerde en diens echtgenoot

Artikel 7 lid 3 Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen

Indien in een inkomensafhankelijke regeling de aanspraak op een tegemoetkoming mede afhankelijk is gesteld van het vermogen, bestaat geen aanspraak op een tegemoetkoming, indien bij de belanghebbende of, indien de belanghebbende het gehele berekeningsjaar dezelfde partner heeft, zijn partner over het berekeningsjaar voordeel uit sparen en beleggen als bedoeld in artikel 5.2 van de Wet inkomstenbelasting 2001 in aanmerking wordt genomen, dan wel in aanmerking zou worden genomen indien geen rekening wordt gehouden met de vrijstelling, bedoeld in artikel 5.13 van die wet

Artikel 2a van de Wet op de zorgtoeslag

  1. In afwijking van artikel 7, derde lid, van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen bestaat geen aanspraak op een zorgtoeslag indien de grondslag sparen en beleggen, bedoeld in artikel 5.2, eerste lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001, van de belanghebbende in het berekeningsjaar meer bedraagt dan € 80 000, dan wel, ingeval de belanghebbende het gehele berekeningsjaar dezelfde partner heeft, de gezamenlijke grondslag sparen en beleggen, bedoeld in artikel 5.2, tweede lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001, van de belanghebbende en zijn partner in het berekeningsjaar meer bedraagt dan € 80 000. Bij de bepaling van de grondslag, bedoeld in de vorige volzin, wordt geen rekening gehouden met de vrijstelling, bedoeld in artikel 5.13 van de Wet inkomstenbelasting 2001.
  2. Bij het begin van het kalenderjaar wordt het bedrag, bedoeld in het eerste lid, bij ministeriële regeling gewijzigd overeenkomstig de tabelcorrectiefactor, bedoeld in artikel 10.2 van de Wet inkomstenbelasting 2001.
  3. Indien er aanleiding is om het bedrag, bedoeld in het eerste lid, te verhogen op een andere wijze dan op grond van het tweede lid, wordt het bedrag vastgesteld bij algemene maatregel van bestuur.
  4. Het overeenkomstig het eerste of tweede lid aangepaste bedrag treedt in de plaats van het bedrag, genoemd in het eerste lid.
  5. Indien een verhoging als bedoeld in het derde lid wordt toegepast, vindt deze verhoging plaats nadat het tweede lid toepassing heeft gevonden

Bijdragebesluit Zorg

Artikel 1

In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  1. de wet: de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten;
  2. Besluit: Besluit zorgaanspraken AWBZ;
  3. instelling: een instelling als bedoeld in de artikelen 9, 13 en 14 van het Besluit zorgaanspraken AWBZ;
  4. dag: een kalenderdag;
  5. peiljaar: het tweede kalenderjaar voorafgaande aan het jaar waarin de verzekerde zijn aanspraak op zorg tot gelding brengt;

Artikel 2

  1. De verzekerde van 18 jaren of ouder draagt bij in de kosten van de zorg, verleend door een instelling

Artikel 4

  1. De bijdrage bedraagt per maand voor de ongehuwde verzekerde die gedurende het etmaal in een instelling verblijft en voor de gehuwde verzekerden die beiden gedurende het etmaal in een instelling verblijven tezamen, een twaalfde gedeelte van het bijdrageplichtig inkomen, met dien verstande dat de uitkomst daarvan vervolgens wordt verhoogd met twee procent.
  2. De bijdrage, bedoeld in het eerste lid, bedraagt niet meer dan € 2 081,60 [Red: per 1 januari 2013: € 2 189,20] per maand.
  3. Over een gedeelte van een maand is de bijdrage gelijk aan het vastgestelde bedrag per maand, vermenigvuldigd met twaalf maal het aantal dagen waarover de bijdrage binnen die maand verschuldigd is en gedeeld door 365.
  4. Van de voor gehuwde verzekerden gezamenlijk berekende bijdrage is ieder van de echtgenoten een gedeelte verschuldigd naar rato van ieders aandeel in het inkomen.
  5. De met toepassing van het eerste tot en met het vierde lid vastgestelde bijdrage wordt verlaagd met:
    • 16% voor:
    1. een ongehuwde verzekerde die de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, nog niet heeft bereikt;
    2. de gehuwde verzekerden indien beiden of een van beiden de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, nog niet hebben of heeft bereikt;
    • 8% voor de overige verzekerden

Artikel 6

  1. Het bijdrageplichtig inkomen wordt als volgt berekend:
    • het inkomen over het peiljaar van de ongehuwde verzekerde onderscheidenlijk de gehuwde verzekerden tezamen wordt verminderd met de door die verzekerde onderscheidenlijk die verzekerden verschuldigde of ingehouden belasting;
    • op het met toepassing van onderdeel a berekende bedrag worden in mindering gebracht:
    1. 15% van de redelijkerwijs te verwachten netto-opbrengst van in het lopende kalenderjaar verrichte arbeid, van een loon- of salarisdoorbetaling wegens ziekte of van een uitkering ingevolge de Ziektewet;
    2. zak- en kleedgeld, premies voor een zorgverzekering gecorrigeerd voor de zorgtoeslag, een jonggehandicaptenkorting, een ouderenkorting of extra vrijlatingen, een en ander volgens bij ministeriële regeling te bepalen regels;
    3. op aanvraag van de verzekerde, de uitkering op grond van artikel 14 van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940–1945 of de uitkering op grond van artikel 20 van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940–1945;
    • het met toepassing van onderdeel b berekende bedrag wordt vermeerderd met 8% van de grondslag sparen en beleggen over het peiljaar van de ongehuwde verzekerde onderscheidenlijk 8% van de gezamenlijke grondslag sparen en beleggen, bedoeld in artikel 5.2, tweede lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001, over het peiljaar van de gehuwde verzekerden.
  2. Inkomen dat in het buitenland wordt belast, dan wel is vrijgesteld van belasting op grond van bepalingen van internationaal recht, wordt mede in aanmerking genomen als ware dit aan de Nederlandse belastingwetgeving onderworpen. Op aanvraag van de verzekerde wordt daarop de in het buitenland verschuldigde belasting in mindering gebracht.
  3. De verzekerde meldt aan het CAK wijzigingen als bedoeld in artikel 2, derde lid.

Noot:

Lid 1 letter c is per 1-1-2013 toegevoegd